Voor de beantwoording van die vraag is allereerst van belang om vast te stellen om wat voor zonnepanelen het gaat. Er zijn namelijk geïntegreerde en niet-geïntegreerde panelen. Niet-geïntegreerde panelen zijn eenvoudiger te verwijderen dan geïntegreerde panelen en dat is een relevante omstandigheid die kan worden meegewogen bij de beantwoording van de vraag of de zonnepanelen roerend of onroerend zijn.
Niet-geïntegreerde zonnepanelen komen op dit moment het vaakst voor. Ook daarvoor zijn de opvattingen verdeeld over het antwoord op de vraag deze roerend of onroerend zijn.
Zonnepanelen zijn op zichzelf roerend. Desondanks zouden deze onder omstandigheden als onroerend kunnen worden aangemerkt als deze geplaatst zijn op een dak. Dit kan het geval zijn, als zonnepanelen aangemerkt kunnen worden als bestanddeel van een onroerende zaak en door natrekking onderdeel zijn geworden van de onroerende zaak.
Bestanddeel
Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van die zaak (artikel 3:4 lid 1 BW). Dat houdt in dat de onroerende zaak zonder het bestanddeel incompleet zou zijn. Enerzijds zou het standpunt kunnen worden ingenomen dat dit bij zonnepanelen over het algemeen niet het geval is, tenzij de woning volledig afhankelijk is van de zonnepanelen voor energievoorziening. Anderzijds zijn de zonnepanelen afgestemd op de woning en bedoeld om de woning energiezuiniger te maken.
Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt ook bestanddeel van de hoofdzaak (artikel 3:4 lid 2 BW). Indien de zonnepanelen verwijderd kunnen worden zonder dat er schade van betekenis aan de woning wordt toegebracht, is het standpunt verdedigbaar dat deze geen bestanddeel van de woning zijn.
In artikel 5:3 BW is bepaald dat de eigenaar van een zaak eigenaar is van alle bestanddelen. Als de zonnepanelen aangemerkt kunnen worden als bestanddeel van de woning, is de eigenaar van de woning door natrekking eigenaar geworden van de zonnepanelen en vormen die dus onderdeel van de woning.
Uitspraak in Gelderland
In de uitspraak van rechtbank Gelderland d.d. 21 november 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:6317, is het volgende geoordeeld:
“10. Voor de beantwoording van de vraag of de zonnepanelen van eiser roerend of onroerend zijn, acht de rechtbank niet van belang dat de zonnepanelen onlosmakelijk met de woning zijn verbonden, maar wel of deze niet gemakkelijk te demonteren en te verplaatsen zijn (vgl. Hof van Justitie Europese Unie 16 januari 2003, Maierhofer, ECLI:EU:C:2003:23). Nu de zonnepanelen van eiser op het dak zijn aangebracht en niet zijn geïntegreerd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zonnepanelen die relatief eenvoudig zijn te demonteren en te verplaatsen. De zonnepanelen dienen derhalve als roerende goederen aangemerkt te worden. Dat de zonnepanelen door middel van elektriciteitskabels zijn aangesloten op het elektriciteitsnet van de woning leidt niet tot een ander oordeel.”
In het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 28 november 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:10387, is dit bevestigd:
“4.6. Het Hof is van oordeel dat de woning en de zonnepanelen ook na de installatie voor de btw als zelfstandige goederen dienen te worden beschouwd (vgl. Hof van Justitie van 17 mei 2011, C-322/99 en C-323/99, Fischer en Brandenstein).”
In de uitspraak van de rechtbank Gelderland d.d. 18 maart 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:1163, is wederom geoordeeld dat zonnepanelen roerend zijn:
“6. Voor de beantwoording van de vraag of de zonnepanelen van eiser roerend of onroerend zijn en of zij bestanddelen van de woning zijn, acht de rechtbank niet van belang dat de zonnepanelen onlosmakelijk met de woning zijn verbonden, maar wel of deze niet gemakkelijk te demonteren en te verplaatsen zijn (vgl. Hof van Justitie Europese Unie 16 januari 2003, Maierhofer, ECLI:EU:C:2003:23). Nu de zonnepanelen van eiser op het dak zijn aangebracht en niet zijn geïntegreerd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van zonnepanelen die relatief eenvoudig zijn te demonteren en te verplaatsen. De zonnepanelen zijn geen bestanddelen van de woning (vgl. ook: Hof van Justitie van 17 mei 2001, Fischer en Brandenstein, ECLI:EU:C:2001:280). De zonnepanelen dienen derhalve als roerende, zelfstandige goederen aangemerkt te worden.”
Arrest
In het arrest d.d. 5 maart 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:1599, is het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wat voorzichtiger. In die zaak oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de zonnepanelen onder die omstandigheden (opwekken energie voor de markt i.p.v. voor het gebouw) niet onroerend zijn, maar zij overweegt ook dat dit mogelijk anders zou zijn als de zonnepanelen voorzien in de energiebehoefte van de onroerende zaak waarop deze geplaatst zijn.
Er zijn bovendien ook uitspraken te vinden, waarin is geoordeeld dat zonnepanelen onroerend zijn.
Vide onder meer de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 1 februari 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:933:
“4.2. De rechtbank is van oordeel dat de geïntegreerde zonnepanelen na installatie als bestandde(e)l(en) deel zijn gaan uitmaken van de woning. De rechtbank overweegt daartoe dat de geïntegreerde zonnepanelen na installatie hun fysieke en economische eigenschappen hebben verloren en leiden tot een duurzame waardevermeerdering van de woning (vgl. Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, Fischer Brandenstein, C-322/99 en C-323/99). De geïntegreerde zonnepanelen kunnen hun eigenlijke gebruiksdoel immers pas vervullen na installatie op de woning.”
En het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3558:
“4.5. (…) De gemachtigde van belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting van het Hof verklaard dat de zonnepanelen naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven zolang als belanghebbende in de onroerende zaak woont. De zonnepanelen moeten daarom als onroerend worden aangemerkt. De (technische) mogelijkheid dat belanghebbende bij verhuizing de zonnepanelen meeneemt, is niet relevant.”
Gelet op het voorgaande meen ik dat afhankelijk van de omstandigheden van het geval beide standpunten verdedigbaar kunnen zijn.
Laadpaal
Voor de laadpaal meen ik eveneens dat er meerdere standpunten verdedigbaar zijn, waarbij mede van belang is om welke type laadpaal het gaat en op welke wijze deze gemonteerd is. Ik licht dit toe.
1) Indien de laadpaal is gefixeerd in de grond en verbonden is met het elektriciteitsnetwerk, is het standpunt verdedigbaar dat deze onroerend is geworden door natrekking, omdat deze duurzaam met de grond verenigd is en aan het elektriciteitsnetwerk gekoppeld is (artikel 3:3 BW).
2) Als het gaat om een oplader die is gemonteerd op de muur van de woning, zijn er zowel argumenten voor als argumenten tegen aan te voeren over de stelling dat deze onroerend is. Naar verkeersopvatting vormt de oplader geen onderdeel van de woning. Indien de lader ook eenvoudig en zonder schade van enige betekenis kan worden verwijderd, meen ik dat het standpunt verdedigbaar is dat deze als roerend wordt aangemerkt.
De stelling zou ook verdedigbaar kunnen zijn dat de oplader wel bestanddeel is van de woning, omdat deze met het elektriciteitsnetwerk verbonden is, daarop afgesteld is en derhalve niet eenvoudig kan worden verwijderd.
Indien van toepassing, kunnen ook andere omstandigheden van het geval worden meegewogen in de beoordeling of een laadpaal roerend of onroerend is.